12 juni 2010

Verkiezingen 13 juni

 

Moet ik nu ook voor NVA stemmen of niet?

kzal ook voor nva moeten stemmen...

09 juni 2010

Hans Memling (ca. 1440-1494): Leven en Werk Deel 3: De middenperiode tot 1480

Dit voert ons tot het jaar 1472, dat voor het eerst te lezen valt op twee door Memling zelf gedateerde schilderijen.

In beide gevallen doet de inscriptie eyckiaans aan. Bij de Staande Madonna en Kind met stichter en H. Antonius van Ottawa [afb. 11] is het jaartal in witte verf geschreven op de achterwand van de kamer, zoals ook op Van Eycks Echtpaar Arnolfini het geval is. Hetzelfde jaartal, nu in geelmetalen cijfers in reliëf op de roodbruin gemarmerde lijst, zien we in trompe-l'oeil geschilderd op het Portret van Gilles Joye in Williamstown. Het portret van deze herontdekte componist stoelt nog duidelijk op die van Bourgondische edellieden door Rogier van der Weyden. Gilles Joye was verbonden aan de Sint-Donaaskathedraal in Brugge en voordien lid van de muziekkapel van Filips de Goede. Sterk verwant qua type en omstreeks dezelfde tijd als de Madonna van Ottawa ontstaan is een klein maar zeer verfijnd schilderijtje met een Madonna met Kind in halffiguur in Luton Hoo (The Wernher Collection).


l&w_afb11_full [afb. 11]


In het dienstjaar 1473-1474 werd Mernling opgenomen in de religieuze broederschap Onze­Lieve-Vrouw-ter-Sneeuw, die haar diensten opdroeg in de Onze-Lieve-Vrouwekerk. De meer dan duizend leden behoorden tot de adel, de hogere clerus en de welgestelde burgerij. Zelfs hertog Karel de Stoute en de bisschop van Doornik maakten er deel van uit. Memling had als confraters Petrus Christus, die evenwel al in 1475-1476 als overleden werd genoteerd, de hofschilder Pieter Coustains, Lodewijk de Valkenaere, die we later als voogd van zijn kinderen tegenkomen, de miniaturist Willem Vrelant, die hij later zou portretteren, en Willem Moreel. Deze laatste bestelde omstreeks die tijd en misschien zelfs iets vroeger, vanwege het gladde verglijdende modelé van de koppen, een drieluik met op de luiken hijzelf en zijn vrouw Barbara van Vlaenderberch in biddende houding. Zoals de oudere Portinari-portretten in New Vork, waren ook de Moreel-portretten vermoedelijk gehecht aan een middenpaneel dat even groot was en een Madonna met Kind zal hebben getoond. Dit type schilderij, een devotiedrieluik in halffiguur met even grote panelen, is een vinding van Memling die hiermee het devotietweeluik van Rogier van der Weyden verruimde naar het echtpaar toe. Toch waren de Moreels toen al een tijd getrouwd en was het dus geen huwelijksstuk.


Hoewel de datering problematisch blijft, lijkt rond dezelfde tijd de spitse, nog aan de algemene vlakmatigheid en het heuvelachtige landschap van de Crabbe-triptiek herinnerende Marteling van de H. Sebastiaan in hetzelfde museum [afb. 12] te zijn geschilderd. Bestemming noch functie ervan zijn bekend. Een soortgelijk dateringsprobleem brengt de Bewening mee waarvan de grafisch getekende figuren ook zouden kunnen wijzen op een ontstaansperiode niet later dan ca. 1475-1480, De Zegende Christus van Pasadena was wellicht 1478 gedateerd op de thans verloren lijst. Hij vertoont een zachte en soepele vormgeving die voortaan het gespannen karakter van de vroegere stijl komt verdringen. Enkele onderling verwante portretten vertonen een gelijkaardige afronding en verfijning. Het zijn het Portret van een man voor een landschap (Florence, Uffizi), het Portret van een man met een pijl en het Portret van een man .


l&w_afb12_full [afb. 12]


In hetzelfde jaar 1478 werd het geschilderde altaarstuk van het gilde van de librariërs uitgebreid met twee luiken die Memling tegen iets meer dan vier pond groten zou beschilderen met de portretten van Willem Vrelant en zijn vrouw. Dit retabel was nog tot in de 17de eeuw in de Sint­-Nicasiuskapel in de Eekhoutabdij te zien, maar verdween in onbekende omstandigheden. Wat het hoofdtafereel voorstelde is niet bekend. Memling was op dat moment ook al sinds jaren in beslag genomen door een grote opdracht voor het Sint-Janshospitaal, waarvoor hij uiteindelijk vier werken zou schilderen, die zich nog alle vier op hun oorspronkelijke bestemming bevinden. De instelling was een der oudste gasthuizen voor zieken, passanten en mensen in nood. In de 13de en het begin van de 14de eeuw werd het getransformeerd tot het huidige complex. Het werd bestuurd door een vrouwelijk en een mannelijk klooster van de augustijnenorde.


Het moet naar aanleiding van de uitbouw van de absis van de hospitaalkerk in 1473-1474 [afb. 13] geweest zijn, dat op initiatief van de leidinggevende broeders en zusters van het klooster, vermoedelijk op hun eigen kosten en misschien met de hulp van weldoeners, de Triptiek van Johannes de Doper en Johannes de Evangelist (Johannesretabel genoemd) bij Memling werd besteld. Het stuk was in 1479 afgewerkt, zoals het opschrift, dat ook de naam van de maker bevat, vermeldt, De begiftigers Jacob de Ceuninc [afb. 14] [afb. 15], Antheunis Seghers, Agnes Casembrood en Clara van Hulsen, respectievelijk bursier, meester, meesteres of priorin en schapraai- of spindezuster, zitten geknield op de buitenluiken. Aangezien Antheunis Seghers in 1475 stierf moet de opdracht vóór dat jaar zijn gegeven. Op het midden paneel is een Tronende Madonna met Kind afgebeeld, omringd door de twee HH. Johannessen, patroons van het hospitaal, en door de frequent in deze context voorkomende HH. Catharina en Barbara. Ongetwijfeld beantwoorden deze paarsgewijs opgestelde mannelijke en vrouwelijke heiligen symbolisch de mannelijke en vrouwelijke congregatie binnen dezelfde instelling. Het linkerluik stelt de onthoofding van Johannes de Doper voor, het rechterluik Johannes de Evangelist en zijn visioen van de Apocalyps. Wegens de lange maaktijd zijn in dit retabel de kenmerken van de vroege stijl nog samen aanwezig met die van het rijpere werk. Zo zijn de portretten nog vrij star en vlak terwijl de Madonna al het meer uitgelengde geïdealiseerde type heeft en de vlotte en precieze factuur van de miniatuurachtige Apocalyps zelfs al naar het Panorama van München uit 1480 verwijst.


l&w_afb13_full [afb. 13]


l&w_afb14_full l&w_afb15_full [afb. 14 & 15]


De kleine triptiek met de Aanbidding der Koningen (de Floreins-tripriek) is ook 1479 gedateerd. Jan Floreins, die in 1472 hospitaalbroeder werd en van 1488 tot 1497 meester van de congregatie was, knielt als opdrachtgever op het middenpaneel neer. Zijn leeftijd, zesendertig jaar, is naast zijn portret in de muur gebeiteld. Op de oorspronkelijke lijst zijn zoals bij het Johannesretabel de naam van de schilder en het jaartal geschreven in klassieke Romeinse kapitalen. Deze klassieke typografie, die in niets verschilt van de opschriften van Bellini of Mantegna, wendde Memling herhaaldelijk in zijn werken aan. In de Nederlanden is het een zeer vroeg, zoniet het vroegste voorbeeld van humanistisch schrift.


Het tot stand komen van het Johannesretabel heeft aanstekelijk gewerkt op sommige gegoede hospitaalbroeders, want benevens Jan floreins liet een andere broeder, Adriaan Reins, het jaar daarop ook een drieluikje door Memling vervaardigen met de Bewening als hoofdmotief. Deze triptiekjes stonden oorspronkelijk waarschijnlijk op zijaltaartjes in de hospitaalkerk. Het Johannesretabel inspireerde nog andere opdrachtgevers, maar dan voor de compositie. Zo is de Tronende Madonna met Kind, de HH. Catharina en Barbara en twee musicerende engelen (New York, Metropolitan Museum of Art) een latere reductie zonder de mannelijke heiligen. Ook de John Donne-triptiek [afb. 16] sluit er stilistisch en compositorisch nauw bij aan. Hier zijn de beide Johannessen als patroonheiligen van de schenker wel aanwezig maar naar de luiken verschoven. Het werk moet kort na het Johannesretabel zijn geschilderd in opdracht van Sir John Donne of Kidwelly (ca. 1430- 1503) en zijn vrouw Elizabeth Hastings. De schenker was een ridder in dienst van het huis van York. Als officier onder Edward IV was hij tussen 1470 en 1483 herhaaldelijk aanwezig in Calais en in Brugge.


l&w_afb16_full [afb. 16]


Rond dezelfde tijd ontstonden nog enkele kleinere werkjes die het vermelden waard zijn vanwege hun originele iconografie. De Allegorie met een maagd uit Parijs bijvoorbeeld, die de als een slot bewaakte Kuisheid voorstelt, of de Onze-Lieve-Vrouw toont de Man van Smarten uit Melbourne, die een door slijtage aangetast jaartal draagt dat vermoedelijk 1479 mag worden gelezen. Een dergelijke Man van Smarten was op het middenpaneel van het reeds vermelde trip­tiekje te zien waarvan de luiken in een inventaris van Margareta van Oostenrijk aan Memling wor­den toegeschreven. De beschrijving stemt overeen met de Engel met olijftak (fragment in Parijs, Louvre) en de Engel met zwaard (Londen, Wallace Collection), twee paneeltjes met een heel smal beeldveld en een vrij brede, thans verloren lijst die er vooraan met deuvels was op vastgezet, een constructie die nog bij Memling voorkwam. De grisaille met de Annunciatie op de achterzijde is verdwenen.

Mogelijk gerelateerde posts