24 mei 2010

Rode Oorlog

In Poetins nieuwe Rusland zijn politiek en kapitaal samengesmolten tot een nieuwe almachtige dictatuur die achter de schermen het Europese vasteland domineert. Anna is een jonge vrouwelijke kolonel die opdracht krijgt om haar Britse tegenhanger te verleiden en te bespioneren: een charismatische MI6-agent die Finn heet. In het diepste geheim ontwikkelt zich een stormachtige relatie, tot Finn wordt teruggeroepen en op eigen kracht begint aan zijn eigen project: het blootleggen van een zeer geheim plan, dat bepalend kan zijn voor de toekomst van Europa. Zijn tocht voert hem door heel Europa, terwijl hij op de hielen wordt gezeten door zowel de Russen als zijn eigen mensen.
Na jaren van koude oorlog en communisme is het thrillerlandschap nog steeds gevuld met louche Russen die de wereld willen overnemen met hun angstaanjagende regime. Als we Alex Dryden moeten geloven is er nog geen sprake van dat deze angst voor een Russische grootmacht gaat keren. In zijn boek laat hij ons weten dat de beruchte inlichtingendiensten hun weg hebben gevonden naar de hogere regionen van de politieke macht. Maar nog angstwekkender is wellicht een mysterieuze geldstroom uit het voormalige DDR, die de Russen voorziet in een nieuw grootkapitaal. En dat terwijl het westen zich laat verblinden door de Glasnost en de Perestrojka, de veranderingen onder Boris Jeltsin die democratie en vrijheid leken aan te kondigen voor het Russische volk.
Maar hoeveel anders is het huidige Rusland van het dictatoriale regime van weleer? In deze uitermate complexe theorie zou een lezer bijna vergeten dat het hier eigenlijk om een liefdesgeschiedenis gaat. De jonge Russin Anna wordt ingezet als spionne om de oudere Engelse spion Finn aan de tand te voelen. Maar hun professionaliteit verdwijnt als ze een liefde voor elkaar beginnen te voelen. In een gevaarlijk spel, die hen beide het leven kan kosten, tasten zij af hoever ze kunnen gaan om elkaar liefde te kunnen geven en ondertussen hun werkgevers voldoende te pleasen.
Rode Oorlog heeft alles in zich om een fantastische thriller te zijn: gevaarlijk hoogspel tussen de twee spionnen in de hoofdrol, aanstekelijke karakters die op leuke wijze worden beschreven en een beeld van de intrigerende politieke situatie van het huidige Rusland. En toch wil het verhaal maar niet op gang komen. De oorzaak is de uitleggerige manier waarop Alex Dryden zijn verhaal ondersteunt met feiten en geschiedenislessen, die zodoende de spanning van de verhaallijn geregeld in de weg zitten. Het voelt nu teveel als een journalistiek werk waar ook nog een thrillerplot aan is toegevoegd om de lezer te behagen.

18 mei 2010

Hans Memling (ca. 1440-1494): Leven en Werk Deel 2: De vroegste werken tot 1472

Het vroegste aanwijsbare schilderij blijkt volgens een onvol­ledig jaartal 1467 gedateerd. Het is de Triptiek met het Laatste Oordeel. Hoewel het om een van zijn eerste scheppingen in Brugge gaat, getuigt het van een indrukwekkend meesterschap. Het werk werd naar aanleiding van het huwelijk in 1466 van Angelo Tani (1415-1492), de Florentijnse directeur van de Medici-bank in Brugge, besteld om op het altaar van zijn nieuw opgerichte kapel in de kerk van de Badia Fiesolana in Florence te worden opgesteld. Samen met zijn vrouw Caterina Tanagli is hij op de gesloten zijde afgebeeld [afb. 7] [afb 8]. Het retabel was afgewerkt vóór de geboorte van hun eerste dochter in 1471 en werd in 1473 ver­scheept richting Porto Pisano via Southampton. Al bij het vertrek in Zeeuwse wateren werd het schip gepraaid door een Pools oorlogsschip, dat handelde in opdracht van de Duitse Hanze die de handel met Engeland boycotte. Het retabel werd buitgemaakt, naar Dantzig overgebracht en nooit meer teruggegeven. De compositie is deels een herformulering van het befaamde Laatste Oordeel van Rogier van der Werden in Beaune. Tegelijk zijn er wat de uitbeelding van de hemelpoort en de gelukzaligen betreft duidelijke analogieën met het Laatste Oordeel van Stefan Lochner in Keulen (Wallraf museum).


l&w_afb07_full l&w_afb08_full [afb. 7 & 8]


De sterke Van der Werden-invloed vindt men in nog een aantal andere werken die vermoede­lijk in deze periode of nog iets vroeger zijn ontstaan, onder meer de Tronende Madonna met Kind en twee musicerende engelen , een Tondo met Zogende Madonna (New York, Metropolitan Museum of Art, Bequest of Michael Friedsam), een naar Van der Werden gekopieerde Madonna met Kind [afb. 9] en de tot nog toe veel te laat gedateerde Madonna met het Kind op een kussen [zie later]. Omstreeks dezelfde tijd (ca. 1467-1470) moet Jan Crabbe, zesentwintigste abt (1457-1488) van de invloedrijke Duinenabdij van Koksijde, zich tot Memling hebben gewend voor een triptiek met de Kruisiging, waarop hijzelf en vermoedelijk twee verwanten, een hoogbejaarde vrouwen een jongeman, als begiftigers neerknielen. Toen Angelo Tani het Laatste Oordeel bestelde was hij al door allerlei manipulaties als gouverneur van de Medici-bank van zijn troon gestoten door zijn assistent Tommaso Portinari (1432-1501), die zijn plaats ingenomen had. Als vertrouweling van hertog Karel de Stoute financierde hij mee de uitbreiding van de Sint-Jacobskerk in Brugge en verwierf er een eigen kapel in het vroegere schip.'


l&w_afb09_full [afb. 9]


Dit alles valt precies samen met zijn huwelijk in 1470 met Maria Baroncelli en de bestelling van het Panorama met de Passie bij Memling. De jonggehuwden wonen er - nog zonder hun kind, dat in 1471 werd geboren - de diverse taferelen uit de lijdensgeschiedenis van Christus bij. Alles lijkt erop te wijzen dat dit het altaarstuk was van de nieuwe Pottinari-kapel in Sint-Jacobs en dat het er, te oordelen naar de late navolging van het werk in Brugge, nog tot in het begin van de 16de eeuw is gebleven. Daarna lieten de nabestaanden het vermoedelijk naar de familiekerk in het Santa Maria Nuova-gasthuis van Florence overbrengen. Vasari (1550) wist dat het daarvandaan kwam, toen hij het in de verzameling van de jonge Cosimo de' Medici beschreef. Het werk is het eerste in een reeks verhalende schilderijen met een doorlopende evangelische cyclus. Ongetwijfeld ook naar aanleiding van dit huwelijk schilderde Memling nog de portretten van Tommaso Portinari en Maria Baroncelli (New York, Metropolitan Museum of Art, Bequest of Benjamin Altman), bei­den in aanbidding voor een religieuze voorstelling op het thans verdwenen middenpaneel, wellicht een Madonna met Kind. Stilistisch en typologisch kan men aan deze vroegste portretten het Portret van een man met rode muts [afb. 10] koppelen, dat misschien nog een paar jaar ouder is, en het Portret van een man voor een landschap (New York, The Frick Collection). Beide zijn, zoals de Portinari-portretten, voor een stenen raam geplaatst dat als repoussoir dient.


l&w_afb10_full [afb. 10]


Kort na de afwerking van de Pottinari-schilderijen moet Memling begonnen zijn met de brede Triptiek met de Aanbidding van de Koningen (Madrid, Prado). Die was waarschijnlijk ook via abt Jan Crabbe in opdracht gegeven want de oude vrouw en de jongeman van de eerder genoemde Kruisiging komen er nogmaals samen op voor. Evenals het Laatste Oordeel steunt ook deze triptiek, spijts de heel persoonlijke bevreemdend ceremoniële atmosfeer, zowel op Van der Werden als op Lochner. De opvatting is zwaar schatplichtig aan Rogiers Columba-relabel (München, Alte Pinako­thek), dat Memling nog in het atelier zal hebben zien ontstaan, en de zeer centraliserende, symme­trische compositie grijpt terug op het nog oudere zogenaamde Dombild (Keulen, Dom) van Stefan Lochner.


Ook de Geboorte van Christus , een kleine variant op het Bladelin-retabel van Van der Werden, en het Portret van een bejaard echtpaar (Berlijn, Staatliche Museen, en Parijs, Musée du Louvre) zijn vermoedelijk niet later dan het begin van de jaren 1470 ontstaan. Dit laatste is het eer­ste dubbelportret op één doorlopend paneel in de Nederlanden, een type dat toen waarschijnlijk al gemeengoed was in Duitsland.

17 mei 2010

De gekwelde man

Een auteur heeft twee opties voor een door hem bedacht personage die wereldwijd populair is geworden. Ofwel slaagt hij erin emotioneel afstand te nemen, en dan is het advies: uitmelken die handel. Kijk maar naar Aspe. Ofwel gaat hij ronduit van zijn creatie vervreemden. Mankell hoort bij die laatste groep. Het heeft tien jaar geduurd vooraleer hij nog eens een Kurt Wallander-roman uit zijn pen kon persen.

En het wordt de allerlaatste Wallander. Daar laat Mankell deze keer geen enkele twijfel over bestaan. De grumpy old man uit Ystad kan onmogelijk nog een nieuwe case beginnen. In de laatste pagina's is Mankell daar overduidelijk.

Dan naar het verhaal. De gekwelde man uit de titel is Håkan von Enke, een marineofficier op rust en de schoonvader van Linda Wallander, Kurt's dochter. Als hij op een dag niet terugkeert van zijn ochtendwandeling, is dat de start van een reeks vreemde gebeurtenissen waarbij de familiegeheimen van de von Enke's in een sneltempo elkaar opvolgen. Vanuit de coulissen stijgt de penetrante walm op van onverteerd verleden: de Koude Oorlog blijkt nog steeds niet afgelopen.

De kwelling draait vooral rond een onderzeeër incident uit het verleden. Mankell gebruikt hiervoor als basis een aantal waargebeurde incidenten met Warschaupact-onderzeeërs in de Zweedse territoriale wateren. Die zorgden rond 1983 voor het grootste schandaal uit de naoorlogse geschiedenis van het land. Wel zorgt Mankell voor een heel eigen interpretatie van die onderzeeër incidenten.

Ondertussen wordt Wallander's einde zorgvuldig voorbereid. In die mate zelfs dat het een te groot deel van het verhaal inneemt. Wallander ziet steeds grotere stukken uit zijn geheugen verdwijnen, wat hem onbeholpen doet overkomen. Heel aandoenlijk...

't Is wel geen afscheid in mineur geworden. De onderzeeër plot maakt hier veel goed en zorgt vooral voor een psychologisch sterk verhaal. Maar het is geen 'Midzomermoord' of een 'De blinde muur'.

16 mei 2010

Hans Memling (ca. 1440-1494): Leven en Werk Deel 1: Inleiding

Het eerste spoor dat tot nog toe van Hans Memling werd gevonden, is zijn inschrijving als burger van Brugge op 30 januari 1465 [afb.1]. Hij wordt Jan van Mimnelinghe geheten, zoon van Hamman, geboren in Seligenstadt. Dat hij van Duitse oorsprong was vermoedde men al in de 19de eeuw. Toch ontdekte men pas in 1888 (Dussart) de dagboeknotitie van een tijdgenoot, de apostolisch griffier en bisschoppelijk notaris Rombout de Doppere, die naar aanleiding van de dood van Memling hem als afkomstig van Mainz bestempelde.

l&w_afb01_full [afb. 1]

Seligenstadt was in die tijd inderdaad een belangrijk stadje aan de Main boven Aschaffenburg [afb.2], dat in de bijzondere gunst stond van het aartsbisdom en keurvorstendom Mainz, niet het minst omdat er zich een machtige benedictijnenabdij bevond. Landbouw en wolweverij waren de bronnen van inkomsten. Speurtochten in het archief van de parochiekerk leverden in 1961 (Strasser) meer gegevens op over de ouders van de schilder. Hamman Momilingen en zijn vrouw Luca Stim bleken er in 1450 of 1451 gestorven te zijn. De overeenkomst van voor- en familienaam met het Brugse document laat geen twijfel bestaan over de identificatie. Memlings vader of voorouders moeten herkomstig zijn geweest uit Mömlingen, een 25 km zuide­lijker gelegen dorp aan de Mömling, een zijrivier van de Main.

l&w_afb02_full [afb. 2]

Memling zelf heeft de banden met zijn geboortestad nooit verbroken want lang na zijn dood werden er nog jaarmissen voor hem opgedragen. Hij wordt er Henne Mommelings genoemd. Dit geeft mij de gelegenheid om even uit te weiden over zijn naam. Het is duidelijk dat de klerk die hem in 1465 in het poorterboek inschreef een vervlaamste, fonetisch ver­taalde vorm gaf aan een naam die oorspronkelijk zoiets als Hen(ne) Mömmeling(e) moet hebben geluid. In Brugge zelf liet Memling zich wellicht als Hans aanspreken. Het is immers opvallend hoe dikwijls hij in de Brugse bronnen als "Meester Hans" staat geboekstaafd, en ook na zijn dood wordt hij in de inventaris van Margareta van Oostenrijk (1516) als "maistre Hans" en door Van Vaernewijck (Historie van Belgie, 1534) als "den duytschen Hans" aangeduid.' Op twee werken die hij voor het Sint-Janshospitaal schilderde staat op de lijst een opschrift met zijn naam dat door hemzelf moet zijn aangebracht [afb. 3]. Zowel op het Johannesretabel, als op de Floreins-triptiek luidt de familienaam MEMLING en dit niettegenstaande de Latijnse context waarin hij voorkomt. Het is aldus dat de schilder zelf zijn naam in Brugge vereeuwigde als een vervlaamste fonetische verkorting van de Duitse vorm, en deze schrijfwijze moet dan ook de enige juiste zijn.

l&w_afb03_full[afb. 3]

Over zijn geboortedatum en zijn opleiding is niets geweten. Naar alle waarschijnlijkheid was hij nog een jongen van elf of twaalf toen zijn ouders stierven, blijkbaar tegelijkertijd en dus vermoedelijk ten gevolge van de pestepidemie die de Rijnstreek in '45' teisterde. De veronderstelling dat hij toen ouder was, levert een te groot tijdsoverschot op tussen de beëindiging van een leertijd op 18 tot 20-jarige leeftijd en zijn eerste optreden als zelfstandig schilder in 1465. Zelfs al gaan we uit van een zeer lange werktijd als gezel in een of ander atelier, vanaf 1460 bijvoorbeeld, dan kan hij nog niet veel vroeger dan 1440 geboren zijn. In Brugge lijkt zijn leven eerst te beginnen. Te oordelen naar de nog jonge leeftijd van zijn kinderen bij zijn dood trouwde hij ook pas in Brugge.

De verrassende Keulse compositorische invloed, precies in zijn vroegste werken, een zekere weekheid en lieftalligheid in uitdrukking en vormgeving en de blijvende interesse gedurende heel zijn carrière voor Duitse typologische modellen, tonen aan dat de band met de Rijnstreek verder reikte dan zijn afkomst alleen [afb. 4] & [afb.5]. Memling moet een eerste leertijd in Duitsland hebben doorgemaakt. Hij heeft in ieder geval de bekendste Keulse altaarstukken, vooral die van Stefan Lochner, visueel zo sterk in zich opgeslagen dat zij steeds op een of andere wijze in zijn fundamenteel Zuidnederlandse beeldtaal de kop opsteken. Over een langdurig contact met de kunst van de grootste schilder van dat ogenblik, Rogier van der Werden, kan geen twijfel meer bestaan. Stijl, types en composities hebben Memling zo sterk bepaald dat nagenoeg alle auteurs die zich over het probleem hebben gebogen het eens zijn over een oponthoud van de Duitser in het atelier van de Brusselse meester. Recente bevindingen hebben uitgewezen dat ook de aanlegtekening in de vroegste werken nog aanknoopt bij die van het Van der Werden-atelier. Deze strakke tekentechniek met penseel verlaat Memling na de eerste Brugse jaren snel voor een eigen schets­matige tekenwijze met zwart krijt. Dit versterkt nog de hypothese van een innig contact met de Brusselse atelierpraktijken, zodat men vandaag zelfs zonder documentaire evidentie gerust mag stel­len dat Memling een tijd als gezel in het atelier van Rogier van der Werden moet hebben gewerkt.' Ook na zijn dood bleef dit gegeven bekend. Een triptiekje met een Piëta in de hierboven genoemde inventaris van Margareta van Oostenrijk wordt als van "Rogier" beschouwd maar met luiken van "Meester Hans". Deze luiken konden inmiddels geïdentificeerd worden met de Engel met de olijftak en de Engel met het zwaard, respectievelijk in het Louvre en de Wallace Collection. Ook Vasari (1550 en 1568) en vooral Guicciardini (1567), die jarenlang in de Nederlanden ver­bleef, schreven dat "Hans" de leerling was van "Rogier van der Werden van Brussel". Van der Werden stierf op 18 juni 1464 en een halfjaar later is Memling kennelijk in Brugge geïnstalleerd. Is dat niet tekenend voor de onderbroken samenwerking?

l&w_afb04_full l&w_afb05_full [afb. 4 & 5]

In het schildersregister is Memling niet ingeschreven, hoewel hij eigenlijk lid moest zijn door zijn vrijmeesterschap te kopen. Zijn naam verschijnt wel later, wanneer hij leerlingen opneemt. Hij vervulde nooit bestuurstaken in het ambacht en is afwezig in de juridische of administratieve stukken waarbij de schilderscorporatie betrokken was. Niets duidt erop dat hij aan het hof verbonden was waardoor hij van de corporatieve verplichtingen zou zijn vrijgesteld.' Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat Memling een geprivilegieerde positie in Brugge genoot en er zelfs op voor­spraak en onder de hoge bescherming van machtige kringen vertoefde, zoals de omgeving van het hof, het Italiaanse bankiersmilieu of een kunstminnend prelaat als Jan Crabbe, abt van de Duinen­abdij. Hij moet toen al befaamd zijn geweest en misschien had Rogier van der Weyden zelf hem nog als een soort artistiek erfgenaam naar voren geschoven. Antoon van Bourgondië, de beroemde bastaardzoon van Filips de Goede, die door Van der Werden in een van zijn mooiste portretten werd vereeuwigd [afb. 6], wendde zich na diens dood tot Memling voor een tweede portret (enkel nog in kopieën bekend, onder meer in Chantilly en Dresden). Zijn naam wordt in de Brugse documenten ook uitzonderlijkerwijs bijna systematisch voorafgegaan door de als een epitheton gebruikte titel "Meester".

l&w_afb06_full [afb. 6]

In 1466 bewoonde Memling al een groot stenen huis aan de oostkant van de Sint-Jorisstraat ("over de Vlamingbrug") dat hij later blijkt verworven te hebben en dat na zijn dood nog een tijd door zijn kinderen werd bewoond. In feite betrof het twee aanpalende huizen met een achterliggende dwarsvleugel (zijn atelier?) en een doorsteek met kleiner huis naar de Jan Miraelstraat.

13 mei 2010

Bloedprocessie Brugge 2010



For more see here.

Mogelijk gerelateerde posts